WASHED AWAY

Een gesprek met Herman Lampaert over de (ontbrekende?) geschiedenis van grafisch ontwerp in België

Illustratie: Orry Heirbaut

Thomas Crombez in gesprek met Herman Lampaert (en Antoon De Vylder)
Kon. Academie voor Schone Kunsten Antwerpen, 15 nov. 2019. Redactie: Thomas Crombez en Ba3 Grafisch Ontwerp

Thomas Crombez   Ik heet u graag welkom op onze gespreksnamiddag met Herman Lampaert. Het gaat over de geschiedenis van het grafisch ontwerp in België, waarvoor de belangstellig groeiende is. Bijvoorbeeld de tentoonstelling Off the grid: Belgisch grafisch ontwerp uit de jaren 60 en 70 door de ogen van Sara De Bondt die nu loopt in het Gentse Designmuseum, waar ook werk van Herman Lampaert te zien is.

Herman Lampaert is een van de veteranen van het grafisch ontwerp in ons land. Naast ontwerper is hij ook de auteur van het enige tot hiertoe verschenen overzichtswerk over naoorlogse grafische vormgeving in ons land, namelijk het boek In koeien van letters uit 1997. Opmerkelijk is dat het een ontwerper is, geen historicus, die het daarover heeft. Net zoals Sara De Bondt zelf als ontwerper een tentoonstelling maakte over de geschiedenis van het ontwerp. Uit de recensies van die tentoonstelling blijkt dat de bezoekers dit waarderen.

Uit jouw teksten, Herman, hebben wij twee uitspraken over ontwerp geselecteerd, die ik je graag wilde voorleggen. In een recente e-mail naar Myrthe Bouwens, een van onze studenten, schreef je: “Onze taak bestaat hierin: enige orde en verstaanbaarheid te scheppen, in de ons dag en nacht omgevende chaos.”

En in In koeien van letters schreef je over de vraag of grafisch ontwerp een vorm van kunst of ambacht is: “Het gaat in ieder geval om het doorgeven van psychische energie middels optisch waarneembare beelden. Het opwekken van deze energie is een vermogen dat van kunnen kan uitgroeien tot kunst.”

« Herman Lampaert is een van de veteranen van het grafisch ontwerp in ons land. »

Thomas Crombez

Herman Lampaert   Onze taak is allereerst dienend; de lezer-gebruiker van ons grafisch werk op weg helpen. Het is dus een sociale taak. Of dit kan uitgroeien tot kunst... Dat is in elk geval niet voor iedereen weggelegd.

Hebben jullie de tentoonstelling gezien in Gent? Het is zeer merkwaardig, hoor. Tegelijk ietwat chaotisch maar zeer boeiend. Wat mij opviel was dat de eerste wand die je te zien krijgt enkel werken uitstalt die ontworpen zijn door niet-grafici. Wat me in herinnering bracht dat we dagelijks omgeven zijn door werk dat niet uit handen van vakmensen komt. Vakkundig werk vertegenwoordigt dus slechts een heel klein percentage van wat we te lezen en te zien krijgen. Ik denk daarbij aan leesteksten, stadsplannen, dienstregelingen, gevelbelettering, logo’s, nieuwsbrieven...

Thomas Crombez   Mag ik een stuk teruggaan in de tijd en een vraag stellen over je studies? Je hebt aan twee scholen gestudeerd, namelijk Sint-Lucas in Gent en Ter Kameren in Brussel.

Je was zelf ook een tijd lang docent. De studenten en ik vroegen ons tijdens de voorbereiding af hoe nauw een docent volgens jou op de huid van een student moet zitten. Had je het meest aan docenten die je van heel dichtbij begeleidden en uitlegden hoe je een goed ontwerp moet maken? Of aan docenten die jullie in het diepe gooiden?

grafisch ontwerp vroeger en nu

Herman Lampaert   Je hebt beide nodig. Er zijn docenten die je dadelijk in ’t water gooien, anderen geven zeer nauwkeurige opdrachten. Je moet leraars hebben die elkaar bevechten. En jij doet als student wat je wilt. Er is wel een groot verschil tussen de werkwijze van studenten vandaag en die van vijftig jaar geleden. Toen ontstond alle grafisch werk bij daglicht. Wie met kleur werkt kan niet zonder daglicht. Nu kun je antwoorden dat de computer ons honderd varianten wit en evenzovele varianten zwart kan tonen. Maar dat zal nooit waar zijn, want de computer bootst de natuur na. De computer kan nooit een zon zijn. Daglicht is eindeloos-wisselend licht waaraan onze ogen zich verlustigen.

De ontwerpers van mijn leeftijd werkten op een grote tafel en als die tafel te klein was hadden ze nog de vloer, waar ze, bijvoorbeeld, alle bladzijden van een boek naast elkaar konden leggen. In één oogopslag konden ze de film van gans dat boek beoordelen... op ware grootte. Wat jullie nu op de computer ontwerpen zit gevangen in de omlijsting van het scherm. Die lijst is niet rond, noch ovaal noch vierkant maar rechthoekig. Over die lijst hebben jullie als ontwerper niks beslist. Niet de maten, noch de verhoudingen.

De lettertypes kiezen jullie uit een enorme hoeveelheid. Een keuze die moeilijk lijkt maar het niet echt is. Vijftig jaar terug waren we afhankelijk van het letterbestand van de betrokken drukker. Hebben jullie de Gill Sans? Of de Univers? Waarop vaak het antwoord kwam: ‘Nee, maar we hebben wel de Helvetica!’

Die Helvetica blijkt, als je er goed naar kijkt, een schandalig slecht ontwerp. Alle bogen zijn zwak, ’t is een letter zonder spanning. De Helvetica is, gedurende jaren, hernomen en verbeterd. Niet zo met de Univers en de Gill. Die blijven voor mij prachtige letters.

Nog een groot verschil: wat wisten Belgische ontwerpers zestig jaar geleden? Vooral wat er gaande was hier, ook wat in Duitsland gebeurde en een klein beetje over Nederland... Over Frankrijk heel weinig. De Franse romans die ze lazen, onder sobere omslag op langwerpig formaat en een schraal binnenwerk, doorgaans gezet in de Garamond, de Franse letter bij uitstek. Nu beschikken jullie over verschillende digitale versies van de Garamond. Zelf gebruik ik graag de Minion, een variant van de Garamond, maar kloeker. Onze horizont was kleiner dan die van jullie... die nu op zijn minst Europees is.

Jullie werk zal vermoedelijk niet meer op een Duitse pers worden gedrukt, maar misschien wel op een Japanse. Jullie kunnen nu aan de weet komen wat er overal ter wereld gebeurt. Dat is misschien destabiliserend. Voelen jullie zich daardoor onzekerder?

« Wie met kleur werkt kan niet zonder daglicht. »

Herman Lampaert

Thomas Crombez   Tijdens jou opleiding was er uiteraard nog geen sprake van digitalisering. Ik veronderstel dat het loodzetsel toen nog gebruikelijk was? En later, tijdens je carrière, was het voornamelijk fotozetsel? Betekende die technische veranderingen ook dat ontwerpers nu anders ontwerpen?

Herman Lampaert   Loodzetsel is concreet materiaal, allesbehalve abstract. Metaal tegen metaal. En tussen de woorden plaats je opnieuw metaal, de spaties namelijk, en tussen de regels nogmaals metaal, dat is de interlinie. In Ter Kameren deed ik dit voor de eerste keer. Een paar bladzijden slechts, en dat lukte niet. Tien jaar geleden ontdekte ik bij mij in de buurt het Atelier KASBA, waar ze kasten met loodzetsel en een kleine proefpers hebben. Ik kreeg plots zin om een brochure te maken van een veertigtal bladzijden, met eigen teksten, geheel in loodzetsel. Het was niet makkelijk... De pers was niet goed afgesteld, de inkt ongeschikt. Maar ik had wel mooi Japans Van Gelderpapier, zette alles linkslijnend, in één lettertype, de Garamond cursief van Monotype, in korps twaalf met drie punt interlinie. Dat nam zes maanden in beslag. Toen wist ik dat we daarmee in Ter Kameren hadden moeten beginnen – dat is het juiste moment, en niet aan het eind van een loopbaan.

« Loodzetsel is concreet materiaal, allesbehalve abstract. Metaal tegen metaal. »

Herman Lampaert

Thomas Crombez   Omdat de fotozetmachine minder gelegenheid gaf om te leren?

Herman Lampaert   Alle andere methodes zijn soepeler, je kan verfijnder en vlugger werken. Geheel onafhankelijk van een zetter doe je precies wat je wilt, maar je stuit niet op weerstand, zoals wel gebeurt met hard, weerspannig metaal. Als beginneling krijg je maar beter veel weerstand, dát is leerzaam. Vanaf 1960 zag je hier in België af en toe linkslijnende kolommen. Hebben jullie daar iets tegen? Of voor? Ik wil graag vernemen hoe jullie dat zien.

Myrthe Bouwens   Liefst niet uitgevuld. Omdat het meer vorm geeft aan je tekst.

Herman Lampaert   In bepaalde gevallen heb je gelijk. Je moet weten wie jouw tekst zal lezen. Ontwerp je voor een Fransman: maak het hem of haar niet te moeilijk. Het mag klassiek zijn, dus links en rechts gelijnd. Maar je moet wel de oorsprong van linkslijnend zetsel kennen.

Handschriften zijn steeds linkslijnend. Vanaf de vroegst-bekende codices uit de vierde eeuw tot en met vandaag. Toevallig zag ik in het Vaticaans Museum een codex uit de vierde eeuw – er zijn er geen tien overgebleven – buitengewoon mooi. Groot, vierkant formaat, vier kolommen per bladzijde, drie tot vier woorden per regel. Maar de woorden werden nog niet gesplitst. Die teksten waren voorbestemd om luidop te worden gelezen en/of gezongen.

Je moet weten voor wie je werkt, wie het zal lezen en in welke omstandigheden. Gebruikt je lezer het rustig, thuis in daglicht, of in een kelder, of haastig in het station van Antwerpen?

Links- en rechtslijnend zetsel is een puur technisch keurslijf.

« Je moet weten voor wie je werkt, wie het zal lezen en in welke omstandigheden. »

Herman Lampaert

opdrachtgevers

Thomas Crombez   Nu we het over de lezer hebben, moeten we het misschien ook over opdrachtgevers hebben. Hoe is voor jou de overgang verlopen tussen je schooltijd en het begin van je professionele carrière?

Herman Lampaert   Mijn eerste opdrachtgevers waren medestudenten en vrienden. Voor kleine opdrachten in kleine oplage. Een van de eerste betaalde opdrachten kwam van Lannoo uit Tielt. Ik mocht als proef een ontwerp maken voor een klein boek. Ik heb het niet meer. Ik ontwierp niet het ganse boek maar alleen het omslag. Als jullie zo’n opdracht krijgen mag je dat gewoon doorspelen aan een collega, die alleen maar een omslag wil ontwerpen.

Je moet natuurlijk een beetje geluk hebben. De drukkers die mijn werk produceerden waren doorgaans zeer knap. Zoals een Lannoo, een Van Melle in Gent, Strobbe in Izegem… Ik herinner me nog een ontwerp te hebben uitgetekend, waarvan ik dacht: dit zal nooit uitgevoerd kunnen worden. Alle regels lagen schuin, op elke bladzijde. De technicus bij Van Melle zei: geen probleem, wij kunnen dat. En ze deden het en het was perfect.

Nog een verschil tussen vroeger en nu is de schaar. Mogelijks hebben jullie werk gezien van Louis Van den Eede? Zijn negentigste verjaardag werd recent gevierd, hier vlakbij, en er lag heel mooi werk van hem. Die man heeft altijd met schaar en lijm gewerkt (handwerk, op ware grootte, in daglicht). Vlaamse typografie? met een Duitse schaar uit Solingen? Dat is het gebied van de wapenfabrieken, zie je. Nee, ik denk dat een nationaal iets weinig kansen heeft vandaag.

belgisch ontwerp

Thomas Crombez   De geschiedenis van het Belgisch grafisch ontwerp is volgens jou niet zo belangrijk?

Herman Lampaert   Bestaat die nog? Ze heeft misschien ooit bestaan. Me dunkt dat mevrouw De Bondt nu met een ordeningsprobleem zit. Toen ze het werk voor de tentoonstelling had verzameld, waaronder veel naamloze realisaties, heeft ze daarvoor een ordening moeten bedenken, onder sleutelbegrippen als: Typografie, Formaat, Sociale relevantie, Kleur, Onderwijs, enz. Maar eenzelfde affiche, bijvoorbeeld, kan al die gebieden tegelijk bestrijken. Ieder van ons zal zich wel bewust zijn van andere mogelijke ordeningen. Bijvoorbeeld: Openbaar vervoer, Binnenhuisgrafiek, Politieke propaganda, Bedrijfsgrafiek, Gevelbelettering, enz. Makkelijk is het niet. Een straataffiche, bijvoorbeeld, heeft een korte levensduur, terwijl een boek eeuwenlang werkzaam kan blijven... Je kan het op zak steken en dus steeds ter beschikking hebben, enz.

Een boek op meer dan 100 duizend exemplaren gedrukt heb ik nog nooit betrapt op schreefloos zetsel. Als beginnend ontwerper zijn dergelijke gegevens het ontleden waard. Ontleden is ook: het ontstaansproces van een (grafisch) object pogen te achterhalen.

Thomas Crombez   Waarom is een Belgische geschiedenis van het ontwerp niet langer relevant? Voor velen is dat een pijnpunt. Het is voor iedereen duidelijk wat je bedoelt met ‘Dutch Design’, of de Zwitserse stijl, of de Franse typografie...

Herman Lampaert   Ik begrijp je vraag, maar wees voorzichtig. We zijn allemaal bewonderaars van wat er in Nederland gebeurt op typografisch gebied. Ze hebben prachtige alfabetten ontworpen. Dat is ook het geval in Duitsland. Maar de Nederlandse ontwerper Piet Schreuders, onder meer uitgever van De Poezenkrant, werd 20 jaar geleden uitgescholden door alle grote ontwerpers, waaronder Gerrit Noordzij . Ondertussen publiceerde Piet het boekje Voor verbetering vatbaar: een echt studieboekje, waar geen speld is tussen te krijgen. Bij de teksten van Noordzij kan ik dat evenmin, terwijl het toch twee uitersten zijn. Wat komt het nationale hier nog doen?

Thomas Crombez   Een ontwerper heeft dus geen nationaliteit?

Herman Lampaert   Hij heeft een identiteitskaart!

Thomas Crombez   Op andere gelegenheden heb je gezegd: ‘voor mij is stijl een vals probleem’. De studenten en ik hebben ons daarover het hoofd gebroken. Is het niet zo dat een opdrachtgever verlangt van een ontwerper dat hij of zij een stijl heeft?

« Voor mij is stijl een vals probleem »

Herman Lampaert

Herman Lampaert   Dat gaat hem niet aan. Die heeft niet te foefelen aan de persoonlijkheid van een ontwerper. Het probleem van de persoonlijkheid is een totaal vals probleem. Je kunt niet uit je eigen lichaam stappen. Dus je doet maar wat je denkt te moeten doen en het zal sowieso persoonlijk zijn.

Die categorisering in termen van nationaliteit komt van buitenaf. Het komt van iemand die ons in hokjes wilt duwen. Binnen in een gezin met zes kinderen heb je al twee uitersten.

Thomas Crombez   Het is dus een politiek gegeven?

Herman Lampaert   Absoluut. De Nederlandse staat, bijvoorbeeld, zorgt uitmuntend voor haar ontwerpers, architecten, enz. Ze financiert mooie boeken over wat die mensen maken en dat is goed, maar ze doet het onder de naam ‘Dutch Design’ en dat is propaganda. Dat bestaat in feite niet. Ander voorbeeld: ook in Zwitserland heb je de felste tegenstellingen die je kan denken. Weet je niet waar Jost Hochuli vandaan komt, dan zou je kunnen denken, die is een Italiaan. En Rudolf Hostettler zou je voor een Engelsman kunnen nemen.

design centre

Thomas Crombez   Ik wil ingaan op een affiche van het Design Centre, dat we op de tentoonstelling in Gent hebben gezien. Uit jouw tekst in In koeien van letters heb ik geleerd dat het Design Centre niet zo heel lang actief was. Ik voelde dat je dat best jammer vond. Nu hebben we dat niet meer: een organisatie met een eigen vaste locatie in Brussel, waar evenementen zoals lezingen en tentoonstellingen doorgingen. Maar moet je daarvan ook niet zeggen: dat was enkel een politiek initiatief om Belgische Design te promoten?

Herman Lampaert   De kiem van het Design Centre lag in Luik, gestart door architecten en designers. Het was inderdaad Belgisch maar er waren ook uitwisselingen met buitenlandse Design Centra die naar Brussel werden gevraag om hun producten te tonen. Weet je hoe het Design Centre verdween? Rond de jaren 1960–’70 stelde ik een omkering vast bij mijn opdrachtgevers. Willy Juwet vroeg me een museumgids te ontwerpen voor België, en twee jaar nadien opnieuw, maar nu nog enkel voor Vlaanderen. Ik vroeg naar mijn tegenhanger die de gids voor Wallonië ging ontwerpen. Toevallig zat die in het kantoor ernaast. Laat ons die twee boekjes op hetzelfde formaat maken, vroeg ik, als minimale overeenkomst. Die man ging akkoord maar het is nooit gebeurd. Dergelijke evenementen deden me denken: het gaat fout in dit land. Alle sponsors die met politiek te maken hadden, keerden de rug toe naar alles wat nog nationaal was. Niet alleen het Design Centre moest (tevergeefs) vechten voor zijn voortbestaan, maar ook het Filmmuseum, het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en de grote wetenschappelijke instellingen zoals de Koninklijke Bibliotheek. Er ging dus iets aan het rollen, waarover de burger geen inspraak had.

Stel je voor dat een politicus zou eisen: schreefletters mogen niet meer worden gebruikt. Dit is overigens al eens gebeurd. Toen het naziregime, in 1942, besliste dat gotische lettertypes niet meer mochten gebruikt worden. Dat waren zogenaamd Joodse ontwerpen. Niks van waar natuurlijk (ook Frankrijk gebruikte gotische letters en alle grote Duitse literatuur werd tot rond 1950 hoofdzakelijk in gotische letters gedrukt). Maar dat regime moest zijn oorlog kunnen winnen, dus hadden ze lood nodig voor de wapenindustrie en werden de drukkerijen gedwongen hun loden letters in te leveren.

Thomas Crombez   Het Design Centre is dus het slachtoffer geweest van de federalisering van het beleidsdomein cultuur tijdens de jaren 1970. Vandaag hebben we een organisatie als Flanders DC. Niet echt een beroepsvereniging maar toch een overheidsorganisatie die design centraal stelt. Het gaat dan wel altijd uitdrukkelijk over Vlaams design. Hoe zie je dat? Is dat een mogelijke vervanger van het Design Centre?

Herman Lampaert   Zou het mij nog interesseren, denk je?

De ene ontwerper wenst zich nergens bij aan te sluiten, de andere wil zich niet enkel aansluiten maar er zelfs de baas zijn.

Thomas Crombez   Voor jou zijn die beroepsverenigingen wel belangrijk geweest denk ik. Met name de Belgische Kamer voor Grafici.

Herman Lampaert   Neen, ik heb daar niks uitgevoerd, maar het bood wel de gelegenheid om collega’s te ontmoeten. We lieten elkaars werk zien en bespraken dat. Dat is belangrijk, ook in het onderwijs.

Ik heb veel te danken gehad aan medestudenten. Het grote verschil is dat de docenten tot een andere generatie behoren, waartegen je eigenlijk niet kunt vechten. Onder medestudenten kun je dat wél... voor en/of tegen. Het is boeiend om onder leeftijdgenoten aan eenzelfde opdracht te werken. Je wil toch weten hoe de gebuur het ziet? Zijn er dertig studenten in een klas dan kunnen er dertig verschillende oplossingen zijn voor eenzelfde opdracht.

Thomas Crombez   Je schreef ergens dat je vooral alleen hebt gewerkt. Dat vond ik vreemd, omdat het beroep van grafici vooral bestaat uit samenwerkingen: met een fotograaf, met een uitgever, met iemand die het logo maakt... Vind je dat ontwerpers te weinig met elkaar samenwerken?

Herman Lampaert   Dat verschilt van persoon tot persoon. Toen de computer kwam had ik technische hulp nodig. Natuurlijk deed ik soms beroep op een fotograaf, een architect, een auteur,... voor zover de klant dit aanvaardde. Voor een catalogus, bijvoorbeeld, met werk van Frans Masereel deed ik beroep op Louis Paul Boon voor de tekst.

Samenwerken met een collega kan soms nodig zijn, als verrijking van het geheel. Een opdracht is natuurlijk steeds gebonden aan een geldsom waar je niet mag overspringen. Wie zijn werk goed kan verdedigen, die kan daar soms overspringen. Dat wordt hem dan ook gegund.

Voor zijn bureau Total Design haalde Wim Crouwel soms zijn ‘tegendelen’ binnen. Daartoe behoorde onder meer Benno Wissing, veel kunstzinniger, die kwam uit de schilderkunst. Ik vond hem boeiender dan Crouwel. Ik zag Wim Crouwel als iemand die heel eenvoudig werk maakte. Perfect verzorgd. Tegenwoordig zie ik hem eerder als een organisator, op het geniale af. Op het eind van zijn loopbaan heeft hij in het Boijmans Van Beuningen Museum in Rotterdam veel mooie initiatieven kunnen nemen.

Thomas Crombez   Total Design stond ook voor professionalisering. Zo werd de opdrachtgever ook een beetje opgeleid in het geven van een goede briefing. Dat was vroeger een pijnpunt, lees je bijvoorbeeld bij Jacques Richez, een Belgisch grafisch ontwerper. In de jaren zeventig plaatste hij een geweldige annonce in een blad voor de Belgische zakenwereld. Het zoekertje leest als volgt: Grafiste sér. ch. clients ayant du talent, of in het Nederlands: ‘Ernstige vormgever zoekt opdrachtgevers met talent’. Is dat vandaag de dag veranderd?

« Ernstige vormgever zoekt opdrachtgevers met talent »

Jacques Richez

Herman Lampaert   Er zijn opdrachtgevers die heel goed weten wat ze willen. Anderen willen een mode volgen. Ze weten het niet zo goed maar ze willen iets vernieuwends. Aan die mensen moet je veel vragen stellen. Een opdrachtgever die weet wat hij wil stelt vragen aan jou en geeft vervolgens een nauwkeurige briefing. Richez had helemaal gelijk.

In Nederland heeft de boekverzorging en de typografie een enorme, ononderbroken traditie. Dit land heeft eigenlijk nooit een oorlog gekend, wat wij voortdurend hebben beleefd met totale omwentelingen en dus verbrokkelingen. Alles viel hier steeds maar te herdoen.

schrijven over design

Thomas Crombez   Er zijn niet zoveel ontwerpers die, zoals jij of Richez, geschreven hebben over het beroep. Zij het nu op een historische of een theoretische manier. Over de onlangs overleden ontwerper Luk Mestdagh schrijf je In koeien van letters: ‘Ook van Luk Mestdagh valt steeds strijdlust te verwachten, een waakzaamheid die in ons grafisch landschap al te zeldzaam is en waarvoor we zelf nooit een podium hebben gecreëerd.’ Je suggereert dat vormgevers zelf niet zo graag uitspraken doen over vormgeving. Denken ze niet graag na over het beroep? Willen ze niet graag op de voorgrond treden?

« Vandaag liggen prachtige opdrachten klaar voor bekwame ontwerpers »

Herman Lampaert

Herman Lampaert   Toen ik zelf voor de klas stond, vond ik dat de studenten na een paar weken een samenvatting moesten krijgen van wat ik besproken had. Dat werd een klein tijdschriftje en het heette Startblok . Uiteindelijk is het tot vierhonderd bladzijden uitgegroeid, getikt met een Olivetti Lettera 22 -schrijfmachine, die een heel mooi lettertype had met prachtige cijfers. Over die letter zou ik een half uur willen lesgeven.

Fernand Baudin heeft een vijftal boeken geschreven, redevoeringen en debatten gehouden, zelfs in New York.

Chloé Coppens   Wat waren uw inspiratiebronnen, binnen of buiten het veld van grafisch ontwerp?

Herman Lampaert   De namen die ik reeds noemde en zoveel meer. Maar allereerst de Mens, de Natuur... waarvan wij een product blijven... jullie moeten Darwin lezen. Dertig jaar geleden verscheen een selectie uit zijn brieven, in het Nederlands. Heel boeiend.

Vandaag liggen prachtige opdrachten klaar voor bekwame ontwerpers, opdrachten die ze niet krijgen! Mijn stadsplan van Brussel is zó dik terwijl het stratenplan van Parijs maar één vierde van die dikte heeft en veel, veel beter is. Er zijn drie verschillende schalen maar op elke dubbele bladzijden staat de schaal aangeduid. In mijn Brussels boekje moet ik telkens vooraan gaan zoeken over welke schaal het gaat... dus: of een bepaalde straat één kilometer lang is, dan wel honderd meter. Al dertig jaar bewaar ik een prachtig stadsplan, van Siena, in Italië. Hier zie ik geen behoorlijke stadsplannen, niet van Brussel, niet van Antwerpen, noch van Gent. Dat zijn reusachtige opdrachten, die twee jaar werk vragen.

Ik denk ook aan schoolboeken. Een enorm gebied waar je niet makkelijk binnendringt. Ooit mocht ik er een ontwerpen, nadien nooit meer. Ook nooit meer willen ontwerpen, want je zit voor een commissie van tien man, die allemaal evenveel te zeggen hebben. Je beschikt daar niet over één persoon die hen allemaal vertegenwoordigt.

Peter Knapp, een Zwitsers ontwerper, werd uitgenodigd door een Parijse onderneming die het tijdschrift Elle uitgaf. Hij was toen reeds een bekwaam fotograaf, grafische ontwerper en iemand met een visie. Hij kwam naar het bureau van Elle in Parijs, waar hij in het midden van een tafel met twintig man plaats mocht nemen. Hij is opgestaan, zeggend: ‘ik wil onmiddellijk terugkomen als ik te doen krijg met één persoon die jullie allemaal vertegenwoordigt.’ Een persoon die de synthese maakt van wat jullie willen, zie je? Een synthese is een verduidelijking die je niet kan krijgen van een commissie.

Zo is bijvoorbeeld de Helvetica ontworpen door een commissie, met Max Miedinger als ontwerper. Faliekant. Terwijl de Univers ontworpen is door één man, namelijk Adrian Frutiger, die weliswaar knappe medewerkers had, zoals Ladislas Mandel (die vier alfabetten ontwierp die je nooit op de markt ziet maar wel in zijn eigen boeken).

Eigenlijk worden we door talloze creaties geïnspireerd. Voor mijn part stellig ook door de architectuur en niet enkel de hedendaagse. Evenzo door de literatuur (van de Bijbel tot Kafka, Willem Frederik Hermans, Dimitri Verhulst…)

lucien de roeck

Antoon De Vylder   Ik gaf les in Ter Kameren en ik ben een aantal jaren de assistent geweest van Lucien De Roeck . Hij was titularis van de klas typografie. Daar ging het als volgt. De Roeck gaf een opdracht, bijvoorbeeld, twee bladzijden uit een krant maken. Al die studenten, een stuk of acht, maakten dus een krant. De teksten konden ze ergens uitknippen, de titels moesten ze plakken, de foto’s mochten ze ook uitknippen en daartussen plakken. Dat werd inderdaad met schaar en lijm klaargemaakt.

Als die opdracht ingeleverd moest worden, was er een algemene bespreking. Al die ontwerpen werden stuk voor stuk bekeken door De Roeck met elk van die studenten. De andere studenten waren daarbij. Iedereen gaf zijn commentaar. Als die allemaal de revue gepasseerd waren, nam De Roeck zijn schaar en begon te knippen. Elk van de ontwerpen die hij goed vond knipte hij gewoon in stukjes. Hij nam zelf twee papieren van hetzelfde formaat en schikte de onderdelen daarop zonder ze vast te plakken. Dat gebeurde op de grond. Als het allemaal goed lag volgens hem, werden daar grote stukken glas op gelegd, zodat die stukjes niet konden wegvliegen. Dan werd er geschoven en eenmaal het goed was werd het vastgeplakt en dat was dan het ontwerp.

Herman Lampaert   Ik kreeg ook les van De Roeck maar hij kwam niet graag naar onze klas. Wij waren zeer lui en hij klaagde bovendien dat we slordig waren. Hij kon brutaal zijn maar was wel gloed-rechtzinnig.

Antoon De Vylder   Hij joeg de studenten echt de gordijnen in. Op het einde van de studie kwam er een buitenschoolse jury het werk van de studenten bekijken. Vaak werkten de studenten de hele nacht door. De hele gang werd in beslag genomen. Elke student kreeg een bepaalde oppervlakte en moest zijn werken daar schikken. En ’s morgens vroeg kwam De Roeck. Het was een kleine, corpulente heer die een moeilijk been had. Dan kwam hij als een stormwind de klas binnen een half uur voordat de jury aankwam. Het gebeurde vaak dat hij die dingen gewoon van de muur rukte, en dan konden ze opnieuw beginnen. Die studenten waren in alle staten natuurlijk. Wat ik wel moet zeggen: wanneer er jaren later een feestje werd gegeven, dan hoorde je niets dan positieve commentaar over de manier waarop De Roeck lesgegeven had. Dus ik denk dat het wel zijn effect had.

« Dan kwam hij als een stormwind de klas binnen »

Antoon De Vylder over Lucien De Roeck

Herman Lampaert   Een nationaal fenomeen.

Antoon De Vylder   Ja, hij was een Franstalige Vlaming.

Herman Lampaert   Wij hadden als leraar Joris Minne, die een graveur was. Meer een tekenaar. De Roeck was ook een tekenaar maar kwam eigenlijk uit de krantenwereld.

Antoon De Vylder   Inderdaad. Tijdens de oorlog was hij bij het verzet geloof ik, en daarna werkte hij een tijdlang voor een krant. Daar stond hij aan ‘de steen’. In de zetterij van een krant had je een afdeling en daar stond de steen. Een grote tafel met een zwaar blad, meestal zwart arduin, die helemaal glad was. Daar werden alle bladzijden van de krant op geschikt in een bepaalde volgorde, zodat het een katern vormde nadat het gevouwen werd. Dat heette het ‘inslaan’ van de vorm.

Thomas Crombez   Een mooi moment om het gesprek af te ronden. Bedankt voor jullie aanwezigheid en voor jullie vragen. Ik wil graag Herman en ook Antoon bedanken voor hun inbreng. Er is in het lokaal aan de overkant koffie en taart.

COLOFON

Dit is de neerslag van een gesprek dat werd gehouden op 15 nov. 2019 aan de Kon. Academie voor Schone Kunsten Antwerpen .

Organisatie, registratie, transcriptie, redactie, illustratie & webdesign door Ba3 Grafisch Ontwerp:

Laura Pelgrims, Orry Heirbaut, Wies Frederickx, Lore Donckers, Chloé Coppens, Romi Buggenhout, Ellen Bresseleers, Myrthe Bouwens, Julie Van Mullener & Femke Van Looveren

Begeleiding: Thomas Crombez