Fragment uit: Brief aan d’Alembert over het theater (Jean-Jacques Rousseau)

Geef het publiek zichzelf als schouwspel

Wat! Moet er dan geen enkele vorm van theater zijn in een republiek? Integendeel, het moeten er veel zijn. Het is in republieken dat vertoningen thuis zijn, het is daar dat we ze zien schitteren in een echte feeststemming. Bij welke volkeren past het beter om vaak samen te komen, en onder elkaar zoete banden van vreugde en genoegen te smeden, dan bij degene die zo veel redenen hebben om elkaar lief te hebben en eeuwig verenigd te blijven? We hebben al veel van zulke feestdagen; laat ons er nog meer hebben, ik zal er alleen maar meer door bekoord worden.

Maar laten we niet die exclusieve toneelopvoeringen overnemen, die op een treurige manier een klein groepje mensen in een donkere holte samenbrengen; die hen angstig en onbeweeglijk in stilte en passiviteit onderdompelen; die de ogen enkel een schouwspel van ketenen, ijzeren pieken, soldaten en aangrijpende taferelen van onderdanigheid en ongelijkheid te bieden hebben. Nee, gelukkige volkeren, dat zijn niet uw soort feesten! Het is buiten, het is onder de blote hemel dat u moet samenkomen en zich moet overgeven aan het zoete gevoel van uw geluk.

Dat uw genoegens niet wuft en evenmin ingehuurd mogen zijn; dat niets van wat ruikt naar dwang of eigenbelang ze moge vergiftigen; dat ze vrij en genereus mogen zijn, net als uzelf; dat de zon uw onschuldige vertoningen moge beschijnen; u zult zelf het onderwerp van die opvoeringen zijn, en het zullen de meest waardige zijn die de zon zal kunnen bestralen.

Wat is eigenlijk het onderwerp van deze vertoningen? Wat wordt er opgevoerd? Niets, zo u wil. Samen met de vrijheid heerst ook het welbevinden, overal waar welvaart is. Plant in het midden van een plein een paal bekranst met bloemen, verzamel daar het volk, en u hebt al een feest. Beter nog: geef het publiek zichzelf als schouwspel; maak ze zelf tot spelers; zorg dat iedereen zich herkent in de ander en van zichzelf in de ander kan houden, zodat allen beter verenigd zullen zijn. Ik hoef niet te verwijzen naar de spelen van de oude Grieken: er bestaan ook moderne spelen, er zijn er die vandaag nog bestaan, en precies in ons midden heb ik ze gevonden.

We hebben jaarlijkse troepenschouwen; publieke onderscheidingen; de verkiezing van de koning van de musket, van het kanon, van de navigatie. Van zulke nuttige en aardige instellingen kun je niet genoeg hebben; je kunt niet genoeg van die koningen verkiezen. Waarom zouden we niet, om in goede en robuuste conditie te blijven, hetzelfde doen als om met de wapens te oefenen? Heeft de republiek soms minder behoefte aan werkers dan aan soldaten? Waarom zouden we niet, naar het model van de militaire onderscheidingen, andere prijzen instellen: voor gymnastiek, worstelen, hardlopen, discuswerpen en diverse andere lichaamsoefeningen? Waarom zouden we onze schippers niet aanmoedigen, door wedstrijden te houden op het Meer van Genève?

Zou er op aarde een schitterender vertoning zijn dan op dit grote en mooie bassin honderden boten te zien vertrekken, elegant opgetuigd, zodra het signaal gegeven wordt, om een vlag bevestigd aan een boom op de eindmeet te gaan ophalen, en vervolgens in cortège de winnaar te vergezellen, die triomfantelijk de verdiende prijs in ontvangst neemt? Al dit soort feesten kosten maar zo veel als je wil, en de wedstrijd alleen al maakt ze tot iets prachtigs.

Maar je moet in Genève geweest zijn om te begrijpen met welke ijver ze zich toeleggen op deze feesten. De inwoners worden onherkenbaar; het zijn niet langer de standvastige mensen die nooit afwijken van hun zuinige regels; het zijn ook niet langer die trage denkers die alles, zelfs grappen, voorzichtig afwegen. Ze zijn levenslustig, vrolijk en teder; ze hebben het hart in de ogen, zoals ze het ook op de tong hebben. Ze willen graag hun vrolijkheid en hun pleziertjes delen. Ze nodigen nieuwkomers uit, dringen aan, maken zich druk, en ruziën over wie hen mag ontvangen. Alle sociëteiten gaan op in elkaar, alles staat ter beschikking van iedereen. Het maakt bijna niet uit aan welke tafel je gaat zitten. Het zou bijna hetzelfde beeld zijn als dat van de feesttafels in Sparta, mochten ze niet zo rijkelijk uitgedost zijn; maar dan met een rijkdom die op zijn plaats is, en de aanblik van de overvloed maakt die van de vrijheid, waarvan ze het resultaat is, nog pakkender.

Meer lezen? Bestel nu