Fragment uit: Wat de danser van de beer had geleerd (Evelyne Coussens & Thomas Crombez)

Kunnen dieren dansen?

Opmerkelijk genoeg is die romantische erfenis een lang leven beschoren, tot in de twintigste en eenentwintigste eeuw toe. Rond het midden van de vorige eeuw stak de Nederlandse psycholoog F.J.J. Buytendijk het standpunt van Kleist in een modern en meer wetenschappelijk jasje. Ook hij trok een parallel tussen de bevalligheid van de danser en die van het dier. Dansen was volgens hem ‘een door de vrijheid van het intentionele bewustzijn voltrokken bewegingsmodus die reeds in het dierlijk leven aanwezig was’.

Er was wel een duidelijk verschil tussen mens en dier. Dieren maken bewegingen die aan dans doen denken en toch die naam niet echt verdienen. Het ontbreekt ze namelijk aan de intentionaliteit van de mensendans. (Hegel zat trouwens al op dezelfde golflengte. Het speelse ‘dansen’ van het dier kan hoogstens grillig worden genoemd, maar het zal altijd de regelmaat en het bewustzijn van de mensendans moeten ontberen.)

Van die intentionaliteit gaf Buytendijk een originele en prikkelende definitie. Het betekende niet dat de danser actief nadenkt tijdens de beweging zelf. Neen, de mens danst spontaan. Anders gezegd: vanuit een onmiddellijk besef van zijn lichaam.

Kenmerkend voor de mens is dat hij die spontaniteit bewust heeft verworven. Het dier beschikt enkel over zijn lichaam als een passief en biologisch instrument. Het reageert instinctief, dus automatisch. Dierlijke bewegingen die aan dans doen denken (zoals een paringsdans of de schermende beer van Kleist) zijn ofwel aangeboren, ofwel door dressuur aangeleerd.

Bij mensen zit het anders. Het biologische lichaam wordt ‘geactiveerd’ tot een sociaal en communicatief instrument. Dat zie je aan de sociale functies van dansen. Maar het schuilt ook in het lichaamsbesef dat je ervaart terwijl je danst. En aan het plezier dat je eraan beleeft.

Dansen is zich bewust worden van het eigen lichaam. Je ervaart je lichaam als een greep op de wereld. Je verkent de extatische mogelijkheden van de handeling, de expressie en het gebaar. Buytendijk besluit dat de dans leidt tot een zuiver lichamelijk, immanent bestaan. Meer bepaald: ‘zoals Kleist in zijn essay Over het marionettentheater duidelijk heeft ingezien.’

Ook de psycholoog gaat dus mee in het romantische discours. Meer nog, ook hij kan (of wil) de religieuze bijklank niet wegtoveren: ‘Het is duidelijk dat men bevalligheid nooit echt kan willen, tot doel stellen, plannen. Gratie is altijd een puur geschenk.’

Dansen is dus: jezelf vergeten. Het heldere bewustzijn achter je laten. De stroom van het pure lichaamsbewustzijn opzoeken. Dat zijn allemaal uitdrukkingen die je makkelijk in de mond neemt. De romantiek neemt ons op sleeptouw. De taal zelf is ervan doordrongen. Maar ze brengt ons ook in de problemen. Dansen is niet-denken: is dat geen moreel onhoudbare positie?

Meer lezen? Bestel nu