Fragment uit: Wetenschappelijk onderzoek in de taal- en letterkunde (Dirk Van Hulle (red.))

Wat is wetenschap?

Thomas Crombez

De centrale vraag van dit hoofdstuk luidt: wat onderscheidt wetenschappelijke kennis van andere vormen van kennis? Wat is wetenschap? Ik zal deze vraag in twee stappen behandelen:

  1. een inleiding met terminologische en historische verhelderingen;
  2. de vraag wat is wetenschap? beantwoorden door een aantal fundamentele concepten uit de wetenschapsfilosofie te bekijken (zoals experiment, hypothese, theorie, model, paradigma, hermeneutiek…).

1. Korte geschiedenis van de term ‘wetenschap’

De huidige betekenis van de term ‘wetenschap’ – dus als professionele en gespecialiseerde activiteit – is van relatief recente datum en stamt uit de verlichting. In vorige historische periodes (oudheid, middeleeuwen, vroegmoderne periode) bestond er geen specifiek woord voor wat we vandaag ‘wetenschappelijk onderzoek’ zouden noemen. Het maakte deel uit van bredere termen voor kennis.

Denk aan de Griekse oudheid: daar werd wetenschaps­beoefening ondergebracht bij de filosofie, maar er was geen aparte term voor. Wel beschikten de Grieken over een term voor juiste kennis in het algemeen (epistèmè); voor vaktech nische kennis (technè); wijsheid (sofia); en mystieke kennis (gnosis). Maar ze hadden geen specifiek woord voor wat we vandaag als wetenschap beschouwen, het systematisch en methodisch onderzoeken van natuur, mens en maatschappij.1

Dus ‘wetenschap’ in de huidige betekenis is een typisch laatmodern fenomeen. In het Engels wordt de term scientists als benaming voor wetenschapsbeoefenaars pas uitgevonden in 1833. Tot dan gebruikte men de ouderwetse naam natural philosophers, duidelijk een erfenis van de lange periode dat wetenschap deel uitmaakte van de filosofie. (De term scientist is bedacht door William Whewell.)

Zulke veranderingen duiden op een ingrijpend veranderd begrip van wetenschap:

  • toenemende specialisatie;
  • wetenschap als methodologisch verantwoorde kennis, en in die zin verschillend van andere vormen van kennis (bijvoorbeeld levenswijsheid, of technische kennis, of occulte kennis zoals astrologie);
  • wetenschap als een specifieke praktijk binnen een sociale context (het is ook in de verlichting dat de moderne wetenschappelijke communicatiekanalen ontstaan, zoals het wetenschappelijke tijdschrift).

Na de verlichting, in de negentiende eeuw, ontstaan verdere onderverdelingen van de term wetenschap. Vandaag gebruikt de Vlaamse onderzoeksdatabank IWETO (Inventaris van Wetenschappelijk en Technologisch Onderzoek) de volgende onderverdeling:

  1. de natuurwetenschappen (physical sciences), zoals wiskunde, fysica, chemie en astronomie;
  2. de wetenschappen die we vandaag de levenswetenschappen of biomedische wetenschappen noemen, en die levende organismen bestuderen (biologie, zoölogie, anatomie, pathologie, genetica…);
  3. de technische wetenschappen (technological sciences), die gericht zijn op toepassingen van de natuurwetenschappen, zoals de electronica of informatica;
  4. de sociale wetenschappen (social sciences), voor het eerst zo aangeduid door John Stuart Mill in 1843 (onder de naam moral sciences, om ze af te grenzen van de physical sciences),2 en die complexe systemen bestuderen die het product zijn van menselijke activiteit, zoals het menselijk gedrag en de menselijke kennis (psychologie), de samenleving (sociologie), de economie en het recht;
  5. de menswetenschappen of humaniora (humanities, de Engelse term)3 of geesteswetenschappen (Geistes­wissen­schaften, de Duitse term), die producten van de menselijke cultuur bestuderen, zoals taal (taalkunde, letterkunde), kunst (kunstwetenschap, kunstgeschiedenis) en religie (theologie).4 Later is men in het Nederlands ook de term cultuurwetenschappen gaan gebruiken, die beter van toepassing is op deze disciplines.

Merk op dat dit soort onderscheidingen zijn gegroeid vanuit de toenemende specialisatie in de wetenschap, maar soms te beperkend zijn. Bij recente discussies over alfa’s versus bèta’s (in Nederland gebruikt men voor natuur-, cultuur- en sociale wetenschappen ook wel de termen alfa-, bèta- en gammawetenschappen) gaan steeds vaker stemmen op dat zulke tussenschotten niet productief zijn. Ook heel wat cultuurwetenschappers zijn bijvoorbeeld met natuurlijke fenomenen bezig. Denk aan de fysieke eigenschappen van klank in de musicologie; of de eigenschappen van de menselijke stembanden in de taalwetenschap.

2. Wat is wetenschap?

Wat onderscheidt wetenschappelijke kennis van niet-­weten­schappelijke kennis? Of, volgens de oude tweedeling van Plato: wat onderscheidt waarheid (aletheia) van louter mening (doxa)? Denk aan Socrates: op de markt zijn vele meningen te horen. Hoe onderscheid ik de ware mening van de onware?

Er zijn interne criteria om te kunnen spreken over wetenschappelijke kennis, en externe criteria. Vooral de externe criteria zullen ons vandaag bezighouden, want die zijn ook het meest omstreden: ze raken aan het maatschappelijke belang van wetenschap. Het gaat dan met name over het concept ‘vooruitgang’, dat we uitgebreid zullen belichten. Wetenschappelijke vooruitgang is geen vanzelfsprekendheid; het is geen ijzeren wet van de geschiedenis dat wetenschap (en technologie) onophoudelijk vooruitgang zullen boeken. Dat is wel wat vaak geïmpliceerd wordt wanneer het over wetenschap gaat, niet alleen in sciencefiction, maar ook in het maatschappelijke discours.

Denk bijvoorbeeld aan het optimisme rond de ‘kennismaatschappij’, of de toverkracht van woorden zoals ‘innovatie’. Die woorden worden gebruikt als ondubbelzinnig positief. Innovatie staat dan voor vooruitgang, groei, en toegenomen welstand en comfort. Maar dat zijn ze uiteraard niet. De technologie die vorige eeuw nog werd gezien als ondubbelzinnig positief, zoals de verbrandingsmotor, blijkt nu aanzienlijk bij te dragen tot de opwarming van de aarde en alle negatieve gevolgen die daarmee samenhangen. Dus wat ‘vooruitgang’ lijkt, kan ook tot onbedoelde neveneffecten en zo tot maatschappelijke catastrofes leiden.

Bovendien is wetenschappelijke vooruitgang niet ‘voor eens en altijd’ verworven. Het Talibanregime in Afghanistan, dat heerste tussen 1996 en 2001, was het meest berucht voor de sterk ingeperkte rechten van vrouwen, voor de brutale lijfstraffen en executies, en voor de vernietiging van de Boeddhabeelden van Bamiyan in 2001. Minder bekend is dat Afghanistan vóór de Taliban één van de best uitgeruste meteorologische diensten ter wereld had, waar 600 mensen werkten om weerkundige gegevens te verzamelen. Die werden allemaal ontslagen, en hun complete archief werd vernietigd, omdat de Taliban geloofden dat weersvoorspelling een duivelse kunst was (met alle gevolgen van dien, zoals een vliegtuigcrash met 45 slachtoffers).

Maar het gaat lang niet alleen over het ‘barbaarse’ Talibanregime. In januari 2015 waren er in Californië maar liefst 70 nieuwe gevallen van mazelen, hoewel de ziekte enkele jaren geleden als uitgeroeid werd beschouwd. Dat is naar alle waarschijnlijkheid het gevolg van anti-­vaccinatiecampagnes. In sommige staten van de VS is het mogelijk om uitzonderingen te verkrijgen op de verplichte vaccinatie van kinderen op basis van religieuze of persoonlijke redenen. Die uitzondering wordt door steeds meer ouders aangevraagd, ironisch genoeg als respons op een wetenschappelijke studie die suggereerde dat er een verband was tussen vaccinatie en autisme. (De studie was gepubliceerd door Andrew Wakefield in het gerenommeerde tijdschrift The Lancet, en werd heel snel opgepikt door de mainstreammedia – hoewel het artikel ondertussen werd ingetrokken door The Lancet en Wakefield in Engeland uit het artsenregister werd geschrapt).

Meer lezen? Bestel nu