Fragment uit: Hoe oud is jong? (Vanessa Joosen)

#ownvoices

De hashtag #ownvoices wordt gebruikt door auteurs van minderheden die het belang onderstrepen om hun eigen verhaal te mogen vertellen. Er zijn bijvoorbeeld maar weinig Nederlandstalige jeugdboeken met een hoofdpersonage van kleur, en die boeken worden dan nog vaak geschreven door witte auteurs.

Diversiteit is de laatste jaren sterk onder de aandacht gekomen, maar wanneer de thema’s die het leven van minderheidsgroepen aangaan, gekaapt worden door auteurs uit de meerderheid, dan wekt dat frustratie op. Bovendien hebben mensen die niet tot een bepaalde gemeenschap behoren niet altijd de nodige kennis van zaken om het verhaal geloofwaardig neer te zetten. ‘#ownvoices heeft mede gezorgd voor een groter bewustzijn van de subtiliteit en nuances die auteurs aan een tekst kunnen toevoegen door hun eigen doorleefde ervaringen’, betoogt literatuurwetenschapper Robert Bittner. Dit debat is het best bekend voor mensen van kleur, maar is evenzeer van toepassing op auteurs met een beperking of mensen die zich identificeren als lhbti.

Kun je #ownvoices ook naar leeftijd vertalen? Als je de redenering doortrekt, dan lijkt het problematisch dat het gros van de gepubliceerde jeugdliteratuur door volwassenen geschreven is. Kinderen en jongeren zelf komen maar zelden rechtstreeks aan het woord. Een rechtstreekse analogie met #ownvoices kun je niet zomaar maken: terwijl er geen grond is om aan te nemen dat een vrouw, een lid van de lhbti-gemeenschap of een persoon van kleur een minder vaardige schrijver zou zijn, speelt bij kinderen en jongeren wel een verschil in ontwikkeling en ervaring mee. Onder andere om die reden werd het volwassen perspectief in de jeugdliteratuur lang als onvermijdelijk gezien.

In recent onderzoek zie je echter een kentering. Vroeger ging men er al snel van uit dat literatuur geschreven door kinderen en jongeren een marginaal fenomeen was. Het materiaal was ofwel onvindbaar, of het bestuderen niet waard. De pers was wel al langer gefascineerd door jonge auteurs: toen Aline Sax en Bart Moeyaert in hun tienerjaren hun eerste roman uitbrachten, kregen ze opvallend meer aandacht dan oudere debutanten doorgaans te beurt valt. Daarbij kregen ze ook steevast vragen over hun leeftijd. Aline Sax denkt zelfs dat haar debuut uitgegeven is omdat ze zo jong was: ‘Ik denk dat een twintigjarige of dertigjarige er niet mee weggekomen was.’

Tot nu toe bleef er veel creatief werk van kinderen onder de radar. Weinig materiaal is gepubliceerd, en als kinderen input leveren voor boeken van volwassenen, dan krijgen ze daar meestal weinig krediet voor. Op latere leeftijd schamen auteurs zich soms voor wat ze in hun jeugd produceerden. Ze houden die teksten dus liever voor zichzelf of vernietigen ze zelfs. Bovendien schrijven kinderen en jongeren vaak dagboeken, brieven en autobiografische verhalen, en schrikken mensen ervoor terug om zich met die erg persoonlijke teksten bloot te geven. ‘In mijn pubertijd schreef ik gedichten die ik aan niemand meer zou laten zien’, vertelt Joke van Leeuwen. Pas toen ze met een jeugdclub musicals begon te maken werden haar teksten voor het eerst aan een publiek voorgesteld.

Hilde Vandermeeren gooide de teksten weg die ze als kind schreef, en was zelfs al vergeten dat ze die ooit geschreven had, tot ik ernaar vroeg. Ook Edward van de Vendel herinnerde zich niet meer dat hij als vijftienjarige versjes voor kinderen had geschreven. Hij ontdekte ze bij een recente verhuizing en zag veel gelijkenissen met zijn werk uit Superguppie, een bekroonde dichtbundel die een kwarteeuw later verscheen.

Steeds meer wetenschappers zien het belang van schrijvende kinderen en adolescenten in en gaan er actief naar op zoek. Zo werd in de Verenigde Staten recent het project Historic children’s voices, 1799–1899 opgezet. Onderzoekers maken honderden teksten van kinderen, waaronder dagboeken en zelfgemaakte krantjes, in een digitaal archief beschikbaar. Ook sommige bekende auteurs, zoals Jane Austen, de zusjes Brontë en Virginia Woolf, lieten een interessante collectie zogeheten juvenilia achter. Dat zijn teksten die ze als kind schreven en die al getuigen van hun literaire talent en fantasie. Literatuurwetenschappers Christine Alexander en Juliet McMaster vinden dat zulke teksten een prominentere plaats verdienen in de (jeugd)literatuur. Kinderen zijn de beste experts op het vlak van de jeugd en kunnen lezers een unieke inkijk geven in hun leefwereld.

Je bent jong en je wil wat vertellen

Verhalen verzinnen kan al vanaf het moment dat kinderen kunnen praten. Aline Sax herinnert zich dat ze voor ze goed kon schrijven al verhaaltjes insprak op cassetteband. Voordat dat soort technologie voorhanden was, noteerden ouders soms de eerste literaire stappen van hun kinderen. Een van de jongste schrijvers die ooit gepubliceerd werden was de Amerikaanse Hilda Conkling (1910–1986). Vanaf haar vierde dicteerde ze versjes aan haar moeder. Ze werd gevierd als een visionair kindauteur: ‘Zou het kunnen dat kinderen met veel fantasie een fase doormaken waarin ze meer zien, en helderder zien, dan in latere jaren?’ vroeg de dichter William Canton zich af in zijn voorwoord bij Conklings Poems by a little girl.

De gedachte sluit aan bij een romantische visie dat kinderen in hun onschuld de essentie van het leven beter weten te vatten dan volwassenen. Geen van de auteurs die ik interviewde, vond zichzelf als kind geniaal of visionair. Maar de auteurs die op jonge leeftijd debuteerden – Bart Moeyaert, Aline Sax en Anna Woltz – stellen hun jongere zelf wel voor als gepassioneerde kinderen die hun schrijven serieus namen en ook graag gepubliceerd en gelezen wilden worden.

Uit de interviews komen enkele facetten over het jonge schrijverschap naar voren die de bestaande ideeën en leeftijdsnormen rond jonge schrijvers nuanceren. Niet geheel onverwacht spelen ouders een grote rol. Dat kan op verschillende vlakken. Zo schreef Aline Sax haar eerste verhalen op een afgedankte computer van haar vader en ontstond haar fascinatie voor de Tweede Wereldoorlog, die zowel de voedingsbodem was voor haar eerste romans als voor haar studie, toen ze als veertienjarige met haar ouders een bezoek aan Normandië bracht. Ouders fungeren vaak als klankbord, en soms zelfs als eerste redacteur. Anna Woltz had het geluk om op te groeien bij ouders die als journalist werkten en die haar waardevol advies konden geven toen ze als vijftienjarige columnist debuteerde. De vader van Aline Sax hielp haar om foutjes te corrigeren in haar eerste historische roman. Bart Moeyaert gelooft dat het manuscript van Duet met valse noten makkelijker opgemerkt is omdat zijn vader als schoolinspecteur een bekende naam was in de educatieve uitgeverswereld. Hoewel jonge auteurs vaak geprezen worden om hun talenten, blijkt dat intergenerationele ondersteuning onontbeerlijk is om effectief gepubliceerd te worden. Dit hoeft niets af te doen aan hun eigen verdiensten: juist de wisselwerking tussen de generaties blijkt cruciaal.

Als jonge auteurs inhoudelijk en stilistisch advies krijgen, rijst wel eens de vraag in hoeverre het dan nog hun eigen werk is. Vroeger werd het werk van kinderen soms zonder enige vorm van redactie gepubliceerd, zoals bij The young visiters van Daisy Ashford uit 1919. De spelfout in de titel (visiters in plaats van visitors) geeft lezers het idee dat ze de tekst rechtstreeks voorgeschoteld krijgen zoals Daisy die inleverde. Zo wordt een indruk van authenticiteit en spontaneïteit gewekt, maar de spelfouten zijn ook schattig. Ze kunnen bij lezers een gevoel van superioriteit in de hand werken.

De meeste teksten die door kinderen en jongeren geschreven worden, krijgen wel degelijk een vorm van redactie voor ze op de markt komen. De vraag is dan welke stem overheerst: die van het kind of die van de volwassene. Zo vindt literatuurwetenschapper Marija Todorova dat de stem van het Joegoslavische meisje Zlata Filipović onderdrukt werd toen haar oorlogsdagboek geredigeerd, vertaald en uitgegeven werd door volwassenen: ‘Door deze tussenkomst van volwassenen zijn de stem en het perspectief op de oorlog van de jonge verteller gecorrumpeerd, net als de poging van het kind om haar eigen identiteit te presenteren.’

Elisabeth Wesseling wijst er echter op dat van volwassen auteurs evenmin verwacht wordt dat ze volledig onafhankelijk werken, en daarom vindt zij het niet eerlijk om voor kinderen een andere standaard te hanteren. Ongeacht de leeftijd is het voor een auteur fijn om een klankbord en een oplettende redacteur te hebben. Je hoeft hun eigen verdiensten niet in twijfel te trekken omdat ze hulp krijgen of omdat er mediatoren optreden.

Sommige jonge auteurs gaan ook actief naar die hulp op zoek. Zowel Aline Sax als Anna Woltz waren erg leergierig en probeerden zichzelf te verbeteren, hetzij door advies (Woltz), hetzij door een schrijfcursus (Sax). De input van uitgeverijen was dan weer beperkt in hun eerste publicaties. De vijftienjarige Woltz kreeg van de redactie van de Volkskrant nauwelijks feedback op haar columns. Ook Sax kreeg op haar debuut slechts minieme opmerkingen en ontving geen inhoudelijke of stilistische begeleiding. Bij Duet met valse noten Bart Moeyaert greep de uitgever nadrukkelijker in, en werden zelfs enkele gevoelige passages geschrapt of herschreven, waaronder een scène waarin Liselot het geslacht van Lander aanraakt. Hoewel de auteur daar in eerste instantie niet gelukkig mee was, was het schrappen wel een praktijk die hij overnam. Hij werd en wordt nog steeds geroemd voor zijn suggestieve stijl, die veel aan de verbeelding overlaat.

Meer lezen? Bestel nu