Fragment uit: Hoe oud is jong? (Vanessa Joosen)

Vertekende herinneringen

Herinneren en vergeten gaan hand in hand. Sommige jeugdauteurs blijken niet alleen goed in het ophalen van herinneringen, maar ook in hun creatieve omgang met wat ze vergeten zijn of níét met de wereld willen delen. In het hele proces van herinneringen ophalen, maken auteurs gebruik van verhaalstructuren om de flarden uit het verleden te ordenen en te duiden.

Soms vullen ze gebeurtenissen of leeftijdsfasen daarbij heel selectief in. Edward van de Vendel besefte dat recent toen hij na het overlijden van zijn ouders het ouderlijk huis leegmaakte. Daarbij stootte hij op dia’s uit zijn jeugd in de jaren zeventig en tachtig die hij sindsdien niet meer gezien had. Hij herinnert zich zijn tienerjaren en middelbareschooltijd als een nare periode. Door een vakantiefoto van zichzelf als veertienjarige moest hij dat beeld bijstellen. ‘Ik heb nu toch een beetje een ander idee over die jaren’, zegt Van de Vendel. ‘Dat waren wel depressieve jaren maar ik was ook altijd bezig met dingen verzinnen en daar uit komen, en te spelen met muziek, met tijdschriftjes en dat soort dingen.’

De foto functioneerde als zogeheten mnenomic prop, een object dat herinneringen aan vroeger weer naar boven haalt. Van de Vendel benadrukt dat de foto niet de enige aanleiding was om zijn jeugd anders te zien, maar dat ook zijn gesprekken met jongeren voor het boek Gloei hem opnieuw voeling gaven met zijn veertienjarige zelf: ‘Ik denk dat ik door met deze jongeren nu te praten, in combinatie met die foto, mezelf meer als persoon zag op veertien-vijftienjarige leeftijd dan eerder. Dus ik dacht hiervoor altijd: dat is zo lang geleden, daar weet ik niks meer van, dat kind herken ik niet meer; nu denk ik: er is niet zoveel veranderd.’ De contacten met mensen van een jongere generatie brachten Edward van de Vendel dus ook dichter bij het kind dat hij was, of preciezer: denkt geweest te zijn.

Zelfs wie de scepsis van Nikolajeva over authentieke herinneringen aan de kindertijd niet deelt, moet toegeven dat het geheugen soms een loopje neemt met mensen. Interessant in deze context is het eerder vermelde onderzoek van Alison Waller, die deelnemers aan haar studie vroeg om te vertellen over een kinderboek dat ze in hun jeugd hadden gelezen. De vertekende herinneringen waren gekleurd door de ervaringen en behoeften van de deelnemers in heden en verleden.

Herinneringen zijn dus dynamisch. In dit boek kan en wil ik niet nagaan in hoeverre de gevoelens en gebeurtenissen die de geïnterviewde auteurs ophalen, overeenstemmen met de realiteit of met de herinneringen van mensen uit hun omgeving. Verschillenden van hen gaven aan dat ze zich wel bewust waren van de creatieve bewerking van herinneringen tot fictie. Zoals Edward van de Vendel zijn kijk op zijn tienerjaren bijstelde aan de hand van een foto, vertelde Bart Moeyaert dat ook zijn interpretatie van sommige autobiografische elementen in zijn werk veranderd is in de loop van zijn leven. Zo is hij ervan overtuigd dat sommige personages in zijn boeken beïnvloed zijn door zijn ouders, maar veranderde hij wel eens van idee hoe die invloed dan precies werkt:

‘Dikwijls heb ik gedacht dat mijn moeders of mijn vaders in mijn verhalen afrekeningen waren met de een of de ander. Ik heb bijvoorbeeld lang gedacht dat Betjeman in Blote handen een soort van mijn vader was, waardoor dat boek ook heel emotioneel geworden is terwijl ik het schreef. Maar ik weet niet of dat volledig waar is, want als je nagaat hoe mijn moeders in elkaar zitten, zijn dat ook niet de liefste wezens. Dus misschien spiegel ik ze, is mijn vader mijn moeder, en andersom. Mijn moeders zijn soms, en zeker in de beginperiode, bikkelharde, koude vrouwen die ook maar doen alsof ze moeder zijn […]. Vaders zijn afwezig, wat ook overeenkomt met de werkelijkheid.’

Moeyaert toetst dus achteraf zijn werk aan de ervaringen uit zijn jeugd, en geeft daarbij aan dat hij zelf niet volledig begrijpt hoe de relatie tussen zijn herinneringen en zijn verhalen precies werkt.

Creatief met herinneringen

Herinneringen zijn vaak gefragmenteerd, en wat ontbreekt vullen we in met onze verbeelding. Anne Fine noemt het uitwerken van jonge personages ‘een mengeling van herinneringen en observaties en intuïtie en verbeelding’. Bovendien zijn herinneringen niet voldoende om een goed verhaal op te bouwen. Een goed verhaal voor kinderen vraagt ook een boeiende plot en levendige personages, inclusief antagonisten. Ouders die vroegtijdig overlijden of hun kinderen verwaarlozen, worden vaak ingezet als de motor van een goed kinderboek. Veel sprookjes maken daarvan dankbaar gebruik. Dat kan een alternatieve verklaring zijn voor het gebrek aan warme moeders dat Moeyaert in zijn werk observeert: afwezige, strenge of onverschillige ouders helpen om spanning te creëren.

David Almond thematiseert het proces van het creatief verwerken van herinneringen in een bundel autobiografische verhalen voor kinderen, Counting stars. Het was het eerste kinderboek dat hij ooit schreef (ook al werd het na zijn grote doorbraak, De schaduw van Skellig, uitgebracht). Hij kon daarin een aantal verdrietige gebeurtenissen uit zijn jeugd verwerken, in het bijzonder de dood van zijn zusje Barbara toen hij acht was en de dood van zijn vader op zijn dertiende.

‘Voor het eerst vond ik een manier om erover te schrijven zonder me alleen maar te wentelen in rouw of verdriet, maar om dat verdriet, die rouw, te gebruiken en te reconstrueren in een fictief verhaal. Een verhaal schrijven of elke vorm van kunst creëren is een vorm van genezing, dingen terughalen die verloren waren, dingen opnieuw samenvoegen die uiteen gevallen waren… en vreemd genoeg was het een manier om terug naar mezelf te keren toen ik een jongetje was en naar mijn zussen toen zij kleine meisjes waren, en te zeggen: “Het komt wel goed, het komt wel in orde.” ’

In het verhaal ‘The kitchen’ is de hele familie opnieuw verenigd in hun oude keuken, inclusief het overleden zusje en de vader. Het verhaal toont dat herinneringen gefragmenteerd zijn – een zus kan zich bijvoorbeeld niet meer de scène herinneren waarmee het boek begint – maar het laat ook zien dat het verlichting kan brengen wanneer herinneringen aangevuld worden met verbeelding. Dat legt het overleden zusje Barbara aan haar familie uit: ‘De verzonnen stukjes […] hielden me veilig en levend in jullie hart.’ Deze verzonnen herinneringen zijn ontstaan vanuit een gevoelsband die waarachtiger aanvoelt dan de gebeurtenissen uit het echte leven.

Ook Guus Kuijer hanteerde inleving en verbeelding om de moeilijke herinneringen uit zijn jeugd te verzachten, toen hij ze als inspiratie voor Het boek van alle dingen gebruikte. Daarin wordt de jonge Thomas geslagen door zijn streng gelovige vader en moet hij toezien hoe ook zijn moeder in de klappen deelt wanneer zij tegen zijn wil in gaat.

Het boek van alle dingen was voor mij heftig om te schrijven maar ook een soort bevrijding’, legt Kuijer uit in een interview met Iris Pronk. ‘Ik ben Thomas niet, maar ik heb wel een beetje zoiets meegemaakt.’

Net als in Counting stars zet Kuijer bovennatuurlijke scènes in die het verdriet verlichten. De kleine Thomas voert gesprekken met Jezus over het geloof en het leven met een veeleisende vader – iets waar Jezus van kan meespreken. Bovendien krijgt hij hulp van een buurvrouw, die voeling heeft gehouden met de kindertijd en één keer, tijdens het voorlezen, zelfs verandert in een ‘oud meisje’. Door deze fictieve, bovennatuurlijke ontmoetingen kan Kuijer troost en hoop verwerken in het relaas van zijn pijnlijkste jeugdherinneringen.

Door te schrijven over hun kindertijd hebben sommige auteurs het gevoel dat ze dichter bij hun vroegere en huidige zelf komen. Moeyaert ervoer dat bij het schrijven van Tegenwoordig heet iedereen Sorry :

‘Je bent jezelf aan het neerschrijven, in het geval van Bianca, en je weet dat je dingen aan het beschrijven bent die je vroeger ook deed, en met de kop van een in de vijftigjarige kijk je terug en denk je: ah ja, natuurlijk.’

Achteraf, en met de ervaring van een man van middelbare leeftijd die veel over de kindertijd nadenkt, kan Moeyaert reflecteren op de gewoontes die hij als kind en tiener had, en ze nu ook duiden. ‘Maar dat is een inzicht dat veertig jaar te laat komt’, voegt hij eraan toe. Ook Almond had bij het schrijven van Counting stars het gevoel dat hij zichzelf herontdekte en beter leerde kennen.

Tegelijkertijd speelt hun ontwikkeling als volwassene daarbij een rol. Zo ziet Moeyaert dat de hoofdpersonages in zijn vroege werk vaak een afwachtende houding aannemen, terwijl ze in later werk meer durven en zelf dingen in beweging zetten: ‘Ik vermoed dat ik door zelf ouder te worden en beter te leren leven, dat mijn personages als ze ouder dan twaalf zijn ook beter leren leven. Actiever zijn, meer durven, meer in actie komen en de consequenties dragen, of dat ook bewust niet doen.’

Hij ziet een verband met zijn eigen evolutie als volwassen schrijver: ‘Waarschijnlijk dat mijn eigen leven, is gelijk aan schrijverschap, sterker wordt, meer geaard is en dat dat ook weerslag heeft op mijn personages.’ Jeugdschrijvers mogen dan wel voeling houden met de kindertijd, de meesten van hen zijn ook volwassen. Ook daaruit putten ze inspiratie voor hun werk.

Meer lezen? Bestel nu